Aardappelteelt

Aardappels telen is betrekkelijk eenvoudig, maar wel riskant. Als de gevreesde aardappelziekte toeslaat kan de hele oogst verloren gaan. Bestrijding is wettelijk verplicht, maar er wordt op moestuincomplexen niet actief gehandhaafd.

Eén van de maatregelen is teeltwisseling. Op ons complex mogen slechts één maal in de drie jaar op het zelfde stuk grond aardappels worden geteeld. Jaarlijks wordt voor alle tuinen tijdig aangegeven op welk gedeelte aardappelteelt is toegestaan en hierop wordt gehandhaafd.

Een tweede methode is het kiezen van het juiste ras. Er zijn vroege, middelvroege en late aardappelrassen, waardoor over een langere periode verse aardappelen kunnen worden geoogst en gegeten. Op onze zware kleigrond verdienen vroege en halfvroege piepers de voorkeur. Bij de latere rassen is door wateroverlast de kans op de gevreesde aardappelziekte en een mislukte oogst groter. Maar het ene ras is ook gevoeliger dan het andere en volgens vele leveranciers zijn de iets duurdere bio-rassen nagenoeg resistent.

Een derde methode is het preventief spuiten met een in de tuinwinkel verkrijgbaar schimmeldodend middel.

Indien onverhoopt de ziekte toch toeslaat, dienen de aangetaste delen direct zorguldig te worden verwijderd en thuis via de GFT-bak te worden afgevoerd om verdere besmetting te voorkomen.

Van de speciaal gekweekte pootaardappelen, poters genoemd, met een maataanduiding van 28/35 mm kan gerekend worden op ca. 40 stuks per kilo. De opbrengst van vroege en halfvroege rassen ligt tussen de 0,9 en 1,5 kilo per plant.

Aardappels houden van een goede bemesting met compost en stalmest en hebben een grote kalium behoefte. Teveel stikstof bevordert echter de groei van het gewas en gaat ten koste van de knolvorming. Bovendien neemt de ziektegevoeligheid toe.

Het voorkiemen van de aardappels bevordert een snelle ontwikkeling en kan meehelpen om de aardappelziekte voor te blijven. Door de poters te spreiden en enkele weken op een lichte plek (geen direct zonlicht!) van ca. 10 graden te leggen, vormen zich korte, dikke en stevige uitlopers. Wees wel voorzichtig met het transport en het poten.

De poters worden gepoot in rijen, waarbij de gebruikelijke plantafstanden voor vroege en middelvroege rassen 70×30 of 60×35 respectievelijk 70×35 of 60×40 zijn. In onze kleigrond is een pootdiepte van 5 cm voldoende. De grote afstand tussen de rijen vergemakkelijkt het aanaarden van de rijen. Zolang er nachtvorst dreigt is het raadzaam het jonge gewas af te dekken met schermvlies.

Bemesting

Bemesting

Plantenvoeding Doordat gewassen veel voedingsstoffen verbruiken, kan de grond uitgeput raken. Er...

Lees meer
Slakken

Slakken

Regelmatig is op ons complex sprake van een ware slakkenplaag en gaat door hun onverzadigbare...

Lees meer
0
    0
    Winkelwagen
    Winkelwagen is leegTerug naar winkel